Erik de Jong, beter bekend als Spinvis, bracht eind april zijn vijfde album getiteld Trein Vuur Dageraad uit. Deze maand kun je hem onder meer zien op Bevrijdingspop Haarlem (gratis), in TivoliVredenburg en in Paradiso. ‘Ik ben gek op vrouwen.’
Fotografie Marc Driessen
Het is zes jaar sinds je laatste album. Wat heb je in de tussentijd gedaan?
Dit is gewoon mijn tempo. Mensen zien het telkens als een comeback, maar voor mij is het dat niet. Ik ben gewoon lekker bezig. Met voorstellingen, theaterteksten, muziek voor dansvoorstellingen. Ondertussen werk ik langzaam maar gestaag aan nieuwe liedjes. Een keer in de vijf jaar is dat dan af. Blijkbaar ligt het tempo van bands veel hoger. Razendknap, ik zou het ook wel willen, maar het lukt mij niet. Bands gaan met niks de studio in en twee weken later is het klaar.
Ben je hetzelfde te werk gegaan?
Vraag me niet hoe, want het is totale chaos. Maar ik speel alles zelf in, neem alles zelf op. Het voordeel is dat ik dingen makkelijker kan wissen. Er zijn zoveel versies van elk liedje. Omdat je het zelf allemaal voor het zeggen hebt, doet het geen pijn. Als je met een band bent en er moet nog even een perfecte drumlijn ingespeeld worden, dan zeg je niet zo gauw ‘Oh, hier doen we een drummachine’.
Hoe blijf je dan kritisch?
Nou, je hebt wel een kompas dat zegt wanneer iets goed is en vooral wanneer dat niet zo is. Dan vermoed je dat er nog iets in zit dat je nog niet hebt aangeboord. Dan móét je nog even doorzwoegen.
Met welke vondst ben je het meest blij op je nieuwe plaat?
Ik begon met een ander soort plaat, een elektronische. Veel kaler, beat-gerichter. Eigenlijk alleen maar drummachine en stem. Dat was mijn meest rigoureuze oplossing en terwijl ik het aan het doen was, was ik met mijn hoofd bezig iets te maken wat mijn smaak me ingaf. Maar het is niet dat smaak en talent altijd samenvallen. Als je geluk hebt, valt het samen. Ik was bezig met die bedachte vorm, maar mijn handen lieten zich niet misleiden. Al doende kwamen er steeds meer violen, piano, romantiek. En toen dacht ik ‘Erik, kom op, ben je nou dit aan het maken of dat?’ Ik vond dat ik dat niet mocht maken, omdat het te traditioneel is. Dus als de kritiek komt dat het album te traditioneel pop is, dan kan ik me daarin vinden, want dat is het ook.
En qua taal?
Het is bij mij zo dat pas later duidelijk wordt waar bepaalde beelden vandaan komen. Ik schrijf het allemaal vrij intuïtief op. Dat kompas zegt dan wel dat iets wel of niet goed is, maar waaróm het dan goed is, is onduidelijk. Nu wijzen mensen me erop dat het woord ‘weergaloos’ komt een paar keer terug in mijn liedjes, net als een paar andere woorden. Daar was ik me op het moment van schrijven niet van bewust. Leuk als mensen dat tegen me zeggen. Dan word ik ook op een bepaald spoor gebracht. Wat het voor diegene betekent, is even waardevol als wat ik ermee bedoeld heb. Het voordeel daarvan is dat zoiets blijft leven. Neem bijvoorbeeld het nummer Bagagedrager, dat heb ik vijftien jaar geleden opgenomen. Dat kan ik nu nog steeds zingen. Het is wel dezelfde man die het zingt, maar ik hoor er nu andere dingen in dan ik toen bedacht had.
Waar doe je teksten op?
Nu stel jij de vraag, maar meestal stel ik ‘m. Dan vraag ik ‘Hoe kom je hier en hoe is dat zo gekomen? Waar woon je dan? Wat doen je kinderen?’ Als mensen dan gaan praten over hun leven en ze merken dat je echt luistert, dan vertellen ze veel meer dan je zou denken. Dat is hun kapitaal. Het gaat altijd over mensen en mensen zijn altijd geïnteresseerd in mensen.
Zoals Stefan en Lisette.
Haha, bijvoorbeeld. Bij Stef en Lisette vind ik het zelf prettig dat de verteller ook niet alles weet. Die zegt steeds ‘Ik heb het ook maar van horen zeggen.’ Dat geeft een fijne legitimatie om het allemaal niet duidelijk te hoeven maken. Dat is toch vaak zo? Dat je een half verhaal hoort.
Bestaan Stefan en Lisette?
Nee, dat zijn samenstellingen van heel veel personen. Wat ik leuk vind aan hun is dat het geen liefdesrelatie is. Door het lot tot elkaar veroordeeld. Zonder dat ze in de liefde samen zijn. Dat vind ik een interessantere verbinding dan zo’n liefdesverhaal.
Komen mensen vaak naar je toe om te zeggen dat een tekst zó over hun gaat?
Absoluut. Een tekst als die van Astronaut op mijn eerste plaat, die is gebruikt voor zowel geboortekaartjes als voor overlijdensberichten. Ik ga daar helemaal niks over zeggen. Het is een combinatie van woorden en beelden die voor ieder wat anders betekent. Da’s een grote eer, joh. Fantastisch.
Je bent over het algemeen optimistisch over Nederland. Dat het wel meevalt allemaal.
Het valt niet mee, maar ik heb wel vertrouwen in de toekomst en in jonge mensen. In de jongeren die hier nu opgroeien. Het is geen tijd van grote idealen, wat niet erg is. Iedereen leeft steeds meer in zijn eigen niche of bubbel. Je kan wereldberoemd zijn in je eigen specialiteit. Dat is niet vreemd, want het grijpt terug op de natuurlijke staat van de mens. Iedereen heeft een dorpje van twintig, vijfentwintig mensen om zich heen. De stammen vroeger, dat waren niet meer dan dertig mensen. Daar zijn we op ingesteld. Daarom is de Nederlandse taal zo interessant. Er gebeurt bijvoorbeeld een hoop in de Nederlandstalige hiphop. Jongeren met een Turkse of Surinaamse achtergrond rappen in het Nederlands. Dat is fantastisch, maar ook begrijpelijk, want het is hun wereld. Die teksten gaan niet over The Bronx, maar over Lelystad. Een jongen van veertien denkt ‘Ja, dit gaat over mij.’ Het is tof dat jongeren grijpen naar zaken die in hun leefwereld liggen.
Is het dorpje om jou heen veel veranderd de afgelopen vijftien jaar?
Nee! De meeste vrienden komen op jonge leeftijd naar je toe. Daar komen heel langzaam of vrijwel niet nieuwe mensen bij. Echte vrienden. Je kent duizend mensen, maar dat zijn niet díé vrienden.
Ben je rijk van de muziek geworden?
Wat is rijk? Ik heb een bovengemiddeld inkomen, maar ik hoef geen zwembad of een raceauto. Dat komt mede doordat ik nu in staat ben om zijpaden te bewandelen. Ik maak filmmuziek, toneelteksten. Ik ben nu bezig met de muziek voor de film Vele hemels boven de zevende, naar een boek van Griet op de Beeck. Als je dat allemaal bij elkaar optelt, kun je daar goed van leven.
Wat lees je zelf?
Steeds meer poëzie. Dat is wat ik het meeste lees nu. En dan modern Nederlands. De meeste literatuur lees je vertaald. Bij poëzie is dat niet te doen. Poëzie is vaak datgene dat verloren gaat in de vertaling.
Van welk boek was je het meest onder de indruk?
Ik lees nu veel korte verhalen van een Amerikaanse schrijver… Oh Erik…
Hallo maandag.
Haha. Hallo maandag ja… Ik ben heel slecht in namen. Nou ja, ik kom er nog wel op.
Reis je veel met de trein?
Ik zou wel willen, maar dat is in mijn beroep niet handig. Ik kan altijd wel heen – hoewel – met al die gitaren en versterkers is dat ook niet handig. Maar de voornaamste reden is dat ik vaak niet meer terug naar huis kan. Ik vind het heel jammer dat er geen goeie nachttreinen meer rijden.
Op de hoes van het album staat een treinraam.
Ja, het is meer een overdrachtelijk treinraam. Het is een stad die je vanuit de verte ziet. De stad is voor mij dan wel de maatschappij, de gemeenschap, de anderen. Je bent daar zelf niet, je ziet dat van een afstand. Je bent een vreemde. Een soort afstand, misschien is die wel nodig. Het is niet een bepaalde stad of zo. De zon komt daar op, dus het is geen doomy scène. Maar het feit dat jij daar niet bent, heeft iets droevigs.
Heb je zin om het album live te gaan spelen?
Ik merk dat ik nu afscheid neem van een prettige tijd. Zolang het allemaal in je hoofd of in je studio zit, is het helemaal van jou. Dan ben je een soort God in je eigen paradijsje. Nu is het klaar en van iedereen. Maar ik heb wel zin om te gaan spelen. Ik heb twee nieuwe mensen in de band. Vrouwen. Nu zijn we met drie vrouwen en twee mannen, van alle leeftijden. Bassiste Diede is 22 geloof ik en Lucas is bijna zestig. De dynamiek in de groep is echt fijn, geen apenrotsgedoe. Daar ben ik ook niet zo sterk in. Ik ben gek op vrouwen. Niet in de seksuele zin, maar hoe ze zijn met elkaar en hoe ze op elkaar reageren in een groep. Veel minder last van ego. Hoewel dat je ook ergens brengt. Ze zijn geduldiger, gevoeliger.
Jij maakt de muziek, zij spelen het.
James Saulter! Zo heet die schrijver.
Haha oké. Verandert een nummer nog als je het in de groep gooit?
Totaal ja. In elke soort relatie kan iemand pas presteren als diegene vrij is. Je kan wel zeggen dat ze precies de partituur moeten volgen, maar dan boor je niet de potentie aan van zo iemand. Ik ben ook een soort tuinman dan. Dit is de bedoeling en langzaamaan wordt de partituur aan de kant gegooid. Dan is het aan mij de taak om constant het onkruid ertussenuit te halen. Zodat het niet wegdrijft, het liedje moet verteld worden. Of het dan toedóé-de-doem is of toedoe-de-dóém, dat maakt me niet zoveel uit.
Heeft de tuinman nog nieuw gereedschap aangeschaft?
Jazeker. Merel Jongen speelt trombone, euphonium, viool en ze zingt heel mooi. Saartje speelt toetsen, gitaar, cello, zaag en zingen. Diede speelt basgitaar, piano en gitaar. Lucas speelt ook alles. En Marcel zingt en speelt percussie en harmonica. Tussen elk nummer kan ik een eigen geluidsplan maken. Het werkt.
Wat is het grootste misverstand dat over jou bestaat?
Misverstand weet ik niet, maar wat ik weleens lees: het woord ‘pretentieus’. Daar kan ik werkelijk niks mee. Er wordt nooit gezegd wat er dan wordt gepretendeerd. Dat vind ik zo’n term die gebruikt wordt, omdat je het niet mooi vindt. Maar dat is blijkbaar niet genoeg. Vaak weten die mensen ook niet echt wat ik doe. Hebben ze van horen zeggen dat het VPRO is, linkse moeilijke brei. Terwijl ik muziek probeer te maken voor iedereen. Dat lukt steeds beter. Ik richt me niet op een bepaalde groep.
Ben je een ochtendmens?
Nee, helemaal niet. Omdat ik vaak tot laat doorga, probeer ik geen afspraak vóór de middag te maken.
Het woordje ‘dageraad’ is ook maar iets wat je gehoord hebt van anderen.
Haha, dat gaat over de hoop. En dat liedje, Dageraadplein, ik had de melodie al af. Ik wist dat het over een plein moest gaan. Een surreële scène, de seizoenen draaien maar rond en hij wacht tot de profeet in de zee verdwijnt. Toen had ik dus het plein bedacht en een woord van drie lettergrepen. Dus Hazelaarplein, Bababaplein, Duhduhduhplein. Toen dacht ik: Nee tuurlijk niet! Dageraadplein. Want die titel had ik al bedacht. Ik zoeken of het bestond. En inderdaad, in Antwerpen heb je de Dageraadplaats. En nu weet ik tot op heden nog niet of ik dat wist of niet, ik was er in elk geval nog nooit geweest. Toen ben ik ernaartoe gegaan en ik loop daar onder het spoor door en verdomd, het is gewoon echt dát plein. Helemaal, met de terrasjes en de boompjes en de culturen. Ik wist niet dat het bestond. Ik was serieus lang bezig met Hazelaarplein.
Ze hebben in elk geval een mooie nieuwe soundtrack voor hun plein.
Leuk om over zoiets te praten wat altijd in je hoofd heeft gezeten.
Praat je daar dan ook niet over met anderen?
Nee. Met mezelf hoef ik niet te praten.
Ook niet om te kijken hoe passages vallen? Met de mensen uit je dorp?
Oh nee, die horen het pas als het klaar is.
Kriebelt het dan niet?
Ik heb niet zoveel trots hoor. Eigenlijk is alles mislukt bij mij. Zo goed en zo kwaad als het kan. Ik kan het nooit meer horen met jouw oren. Ik hoor alleen wat er niet goed is gegaan. Maar ik ken wel mensen die altijd in dat eerste stadium blijven. Zolang het in de grondverf staat, is het perfect.
4 mei 2017