Bram Tankink & Laurens ten Dam -- Bicycling
50710
portfolio_page-template-default,single,single-portfolio_page,postid-50710,qode-core-1.0.3,ajax_fade,page_not_loaded,,capri-ver-2.3, vertical_menu_with_scroll,smooth_scroll,fade_push_text_top,paspartu_enabled,blog_installed,wpb-js-composer js-comp-ver-5.5.2,vc_responsive
 

Bram Tankink & Laurens ten Dam @Bicycling

Bram Tankink & Laurens ten Dam @Bicycling

Een goed gesprek tussen Bram Tankink en Laurens van Dam over de kunst van het relativeren.

 

 

Wie op zondagochtend op de koffie gaat bij Bram Tankink in het Belgische Rekem, neemt de trein naar Maastricht om van daaruit het laatste stukje te voltooien met Taxi Frenske. En terwijl Benny Neyman zijn twijfels bezingt op de radio, passeert de sedan de grens en alsof de Heer zelf deze scène schetst, stoempt er een kranig kereltje kromgebogen over zijn stuur de berg op. Welkom in België. Het duurt twee minuten voordat de deur van Huize Tankink opengedaan wordt, maar dan verschijnt de oudste van drie dochters in pyjama. In het kielzog gevolgd door de kleinste: ‘Ik ben vier jaar’, klinkt het trots. De oudste weet te melden dat mama werken is en papa naar de bakker: ‘Hij is taart halen voor jullie.’ In de riante woonkamer is duidelijk wie hier de baas is: de vloer ligt bezaaid met poppen, paarden, kleurplaten, maar ook vrachtwagens en een mat waar je met autootjes op kunt rijden. De middelste dochter loopt rond in een koeienonesie. Zo’n zondagochtend die eeuwig mag duren en waar je als profwielrenner weleens over zult dagdromen als je in de derde week van de Tour in de Pyreneeën een col van de buitencategorie beklimt. Zeker gezien de twee dozen vlaai die Laurens ten Dam (Lau) en Bram Tankink (Bram) hebben meegenomen van hun bezoek aan de bakker. Ze staan nog geen twee minuten op tafel als Tankink opstaat: ‘Als jullie niet pakken, dan ga ik hoor. Het ziet er zo goed uit.’

‘Dit is gewoon van de Rekemse bakker,’ lacht Ten Dam, ‘die doet niet aan gezond.’

‘Deze is mijn favoriet, geen idee hoe die heet. Pudding-slagroom-nootjes denk ik, haha.’

Keuvelen kunnen deze twee mannen, over koetjespakken en kinderen. Ten Dam heeft twee zoontjes, Tankink drie dochters. ‘Er is er nog eentje onderweg, volgend jaar mei is mijn vrouw Vera uitgerekend. Ik heb het Handboek Hoe Maak Ik Een Jongetje erbij gepakt, haha.’

Lau: ‘We hadden het er pas nog over. Als het een jongetje wordt, dan heeft hij vier moeders over zich.’

Bram: ‘Het wordt sowieso geen traditionele jongen.’

Lau: ‘Alles roze, paarden.’

Bram: ‘Ik heb vanmorgen nog paardgereden. Of nou ja, ik was het paard en die meiden zaten om de beurt op mijn rug. De cap ligt er nog. Ja ja, ik ben van alle markten thuis.’

 

 

‘ONZE GEMENE DELER:
NOOIT WAT GEWONNEN,
WEL ALTIJD PLEZIER’

 

 

Dit is geen verhaal over wielrennen. Dit is een verhaal over twee oude, maar niet versleten rotten uit het peloton die het koersen kunnen relativeren. Tankink (39) staat bekend als de lach van het peloton, Ten Dam (37) als de motor bergop. Ze hebben allebei bijgetekend voor nog een seizoen. Tankink, serieus: ‘We hebben het heel lang volgehouden, maar nooit wat gewonnen.’

Lau: ‘Dat is onze gemene deler, hè? Nooit wat gewonnen en er nog steeds plezier in hebben. Het is ook niet dat ik nog een ultieme droom heb. De Alpe d’Huez zit volgend jaar in de Tour. Het is niet dat ik die nu ineens ga winnen of zo.’

Bram: ‘Heb ik ook niet. Behalve bij de Bart Brentjens Challenge, daar was ik écht tot op het bot gemotiveerd. Ik heb de hele dag in de wielen gereden, helemaal onder de modder.’

Lau: ‘Heb vorig jaar ook veel mountainbike- en strandraces gedaan. Daar ben je bij wijze van spreken zenuwachtiger voor dan een Tour de France die je al tien keer hebt gereden. Uit je comfortzone.’

Bram: ‘Ik heb de twee nachten ervoor niet geslapen.’

Lau: ‘De dag van tevoren moet je zelf de voorbereiding klaarmaken: bidons, kleding, weet ik veel. Dan merk je pas hoeveel er voor je geregeld wordt de rest van het jaar.’

 

Zijn jullie niet té ontspannen?

Lau: ‘Ik heb serieuzere jaren gehad, dan ben je een egoïstischer persoon. In 2014 reed ik nog goed in de Tour, eindigde in de Top 10. Daar wilde ik in 2015 overheen. Dat werkte averechts, ik haalde geen resultaat en in augustus brak ik mijn rug. Twee dagen daarvoor dacht ik er al aan om het jaar erna naar Amerika te gaan. Die ruggenbreuk versnelde dat wel.’

Bram: ‘Klopt, daar hebben we in de Tour nog over gepraat.’

Lau: ‘Op die laatste rustdag, ja. Toen reden we allebei voor Lotto-Jumbo. Ik weet nog dat jij toen zei dat je in het voorjaar tegen een burn-out aan had gezeten en dat je het fietsen ook niet meer leuk vond.’

 

Is dat iets waar je makkelijk over praat met collega’s?

Lau: ‘Over dit soort dingen praat ik alleen met Bram.’

Bram: ‘Die rustdag zeiden we tegen de ploeg dat we even met zijn tweeën wilden fietsen. Daar praat je niet over met de rest. Misschien Jos van Emden en Paul Martens, dat soort mannen.’

Lau: ‘In 2015 zat ik na de Tour aan het zwembad met mijn zoontje en toen besefte ik dat ik vier van de zeven maanden sinds zijn geboorte van huis was geweest. Dat was het moment dat ik besloot een jaar naar Amerika te gaan.’

Bram: ‘Dat is het verschil tussen Lau en mij. Jij was elke zomer altijd van huis, dat heb ik er op die manier nooit voor over gehad. Acht weken non-stop van huis? Nee, als ik dat had gedaan, was ik na één jaar klaar geweest met fietsen.’

Lau: ‘Dat was voor het eerst dat ik het fietsen niet meer leuk vond, toen heb ik het roer radicaal omgegooid.’

 

Merkte je dat je daardoor privé een leuker persoon werd?

Lau: ‘O zeker. Als je voor het klassement in de Tour wil gaan, moet je egoïstisch zijn. Dan was ik thuis vrij prikkelbaar. Dat heeft mijn vrouw Thessa me een keer duidelijk gemaakt. Daar schrok ik van. Ik zei dat ze het de volgende keer gerust eerder aan mocht geven. Niet twee maanden op je tanden bijten.’

Bram: ‘Voor de gezelligheid hoefde je Laurens er toen niet bij te hebben in de Tour.’

Lau: ‘Haha.’

Bram: ‘Dat was het algemene gedachtegoed in de ploeg. De negende plaats in de Tour was voor jou het hoogst haalbare. Niet gewonnen, maar het was ver boven je niveau.’

Lau: ‘Ik reed met Valverde omhoog, maar bij hem kwam het veel makkelijker. Het is niet dat ik negende werd en dat het me niks deed.’

Bram: ‘Ik ben nooit wielrenner geworden met de ambitie om de beste te worden. Ik was er gewoon goed in. Het was een avontuur, ik dacht: ik ga een jaar fietsen en kijken of ik prof kan worden. Desnoods ga ik weer studeren. Die eerste jaren waren voor mij niet een heel serieuze tijd. Ik ben steeds serieuzer geworden, maar eigenlijk veel te laat om nog iets te presteren. Dat ik in het begin niet al te gek heb gedaan, heeft er wel voor gezorgd dat ik mijn carrière een paar jaar heb kunnen rekken.’

Lau: ‘Ik reed mijn eerste grote ronde op mijn 27ste. Sam Oomen is 21 jaar geloof ik, die rijdt nu al de Vuelta. Die is al wereldkampioen ploegentijdrit. Toen ik 21 was, woonde ik anti-kraak ergens in Maastricht en was ik alleen maar aan het kutten.’

 

‘ONS TYPE RENNER IS AAN HET VERDWIJNEN’

 

 

Welke lessen geef je aan jonge renners mee?

Lau: ‘Niki Terpstra, ook van de oude stempel, zegt tegen jonge renners: ‘Je moet een manier vinden dat je er plezier aan beleeft. Anders ga je het niet lang volhouden, alleen veel geld verdienen is niet leuk.’ Niki heeft de powermeter eraf gegooid, ik vind het heel knap dat je zonder feedback het maximale uit jezelf haalt.’

Bram: ‘Zolang mogelijk op een plezierige manier wielrennen en pas op latere leeftijd serieus gaan trainen. Maar let op: een ander type renner wordt prof nu. De plichtvervuller, soms met autistische trekjes. Trainen tot in de puntjes. Ons type renner is aan het verdwijnen.’

Lau: ‘Mijn trainer bij Sunweb weet dat hij niet bij mij moet aankomen met twee keer tien minuten dit en twee keer tien minuten dat. Als wij trainingen bespreken, zegt hij: ga maar naar het kopje van Bloemendaal en kijk maar hoe je het doet. Ik zeg dat ik twee dagen naar Limburg ga en dan rij ik een paar keer met Bram zo hard mogelijk die berg op. Als wij samen door de Ardennen fietsen, doen we elkaar echt pijn.’

Bram: ‘Buitenbladdag! Keigoeie training. Dan vragen die jonkies: wat heb je dan gedaan? Hoezo doet jouw Pioneer het niet? Ze kunnen niet fietsen zonder powermeter.’

 

  

Wat doet dat met de sfeer in het peloton?

Bram: ‘Het is individualistischer geworden. Vijftien jaar geleden reden we Ruta del Sol, dan had je achterin het peloton een clubje Nederlanders dat met elkaar zat te ouwehoeren. Op het eind ging je dan eens sprinten.’

Lau: ‘Nu rijden de ploegen de hele dag samen in de Ruta. Voorin. Vroeger kreeg je te horen dat je ervoor moest zorgen dat je er op het einde bij was.’

Bram: ‘Ik weet nog dat ik te laat kwam bij de start in de Ruta. Zaten we in het village départ met een paar man relaxed een koffietje te drinken, ook een paar Belgen. We reden nog niet met communicatie. Op een gegeven moment zegt iemand: Hebben jullie die bel al gehoord dat we moeten vertrekken? Keken we om ons heen, helemaal niemand meer. Wij naar die start, was de hele karavaan al vertrokken. Renners, volgwagens, alles. Dus wij volle bak die pijltjes volgen tot we de colonne zagen rijden, precies bij kilometer nul. Moesten we rijden jongen, kop over kop. Toen hebben we dus echt de start gemist. Toen de kopgroep wegreed, kwamen wij terug in het peloton.’

 

Binnen de ploeg zijn jullie de go-to guys als het op relativeren aankomt. Wat als het even niet zo lekker gaat met jou, wie zijn er dan voor je?

Bram: ‘Je familie, je kinderen. Vera heeft een cruciale rol in mijn carrière gespeeld, zij heeft me altijd met beide voeten op de grond gehouden. Wat Laurens aangeeft dat Thessa na drie maanden zegt dat ze iets niet leuk vindt, dat hoor ik na twee dagen. Wat Lau ook zegt, ik ben serieuzer geworden door de jaren heen. Dat moet als je het lang vol wil houden.’

Lau: ‘Het niveau van het peloton is veel hoger, laat ik dat vooropstellen.’

Bram: ‘Ik moest laatst enorm lachen om Óscar Freire. Die zei in een interview dat het niveau vroeger veel hoger was. Ik denk dat wij daar echt over kunnen oordelen, want wij hebben vroeger én nu gekoerst. Ik zie dat het niveau nu veel hoger is. De toppers rijden misschien iets minder hard.’

Lau: ‘Dat niveau eronder is veel breder. Met de wattages die ik nu rijd, werd ik 25ste in Catalonië. In mijn Rabobank-tijd had ik daar top 10 mee gereden.’

Bram: ‘Het is bijna een mental game geworden.’

Lau: ‘Je zit af te zien en dan zie je voor je nóg 25 man rijden. Vroeger zat je dan met zijn tienen en had je dat gevoel van: oh lekker, nu gaan we de finale rijden. Fuck, weet je wel, daarom is die vermogensmeter handig. Dat je ’s avonds in je hotelkamer ligt en dat de trainer een berichtje stuurt: ‘Echt goeie waardes getrapt’. Vroeger had je niks gehoord, dan voelde je echt kut.’

 

Van welke renners heb je zelf veel geleerd?

Bram: ‘Servais Knaven was mijn mentor, zeker in de klassiekers. De jongens die nu overkomen van de amateurs hoef je niks te leren. Behalve dan het relativeren. ‘Hé jongen, het is maar wielrennen hè.’ Sommige jongens snappen hé-le-maal niks van koersen. Die kunnen hard trainen, hard fietsen, veel wattages fietsen. Leuk voor je. Het gaat erom of je aan de voet van de klim als tiende rijdt of als negentigste. Hoe je door een peloton moet rijden, dat kan ik ze nog wel leren.’

Lau: ‘Kijken naar ouderen, daar leer je van. Juan Carlos Domínguez pakte voor één verdieping nog de lift. Waarom doe je dat? Dan legde hij het uit. Die vrat ook nooit toetjes. Ik kwam uit de Bankgiroloterijploeg. Daar ben ik drie kilo afgevallen, ineens was ik klimmer. Herstelmaaltijden zijn vaak saai, maar ze zijn er niet voor niks. Heb je van die gastjes die na elke etappe kwark eten, want pasta vinden ze saai. Dan zeg ik: het is jouw werk om nu even drie weken saai te zijn. Dan ben ik er wel even scherp op. Over drie weken kun je thuis zoveel kwark eten als je wil.’

 

Wordt er nog een beetje gelachen tijdens de koers?

Lau: ‘Er wordt nog weleens gelachen, maar in de Tour is daar weinig tijd voor. Vroeger als Cipollini een koers won en je zat bij hem in het hotel, dan wist je: vanavond krijgen we champagne. Die kocht champagne voor het hele hotel. Ergens gunde het hele peloton hem wel dat hij een koers won. Best slim eigenlijk.’

Bram: ‘Er is geen hiërarchie meer, maar dat is goed. Het is nu meer een democratie in plaats van dictatuur. Vroeger had je Hinault, Cipollini, Armstrong. Sommigen noemen het leiders, maar het waren gewoon dictators. Hun wil was wet. Zij bepaalden carrières van anderen. Ik weet nog een keer tijdens de Tirreno-Adriatico. Cipo wilde Tirreno winnen, die zei gewoon: vandaag [tiktiktik op tafel] tranquilo. En dan werd er niet gereden! Drie uur een berg oprijden twee aan twee totdat er een keer een camera voorbijkwam, dan stuurde die zo’n gastje vooruit om te laten demarreren. En dan zag je die gasten in de ploeg van Cipo wegkijken: haha, als-ie mij maar niet wegstuurt. Als Cipo dat zag, stuurde die nog zo’n gastje naar voren. Dan wilde er nog weleens een onervaren jochie achteraangaan, haha. Cipo bepaalde, dus dan ging de hele ploeg dat jochie terug proberen te halen. Hilarisch.’

 

 

‘WIELRENNEN IS GEEN WERELDPOLITIEK,
HET IS EEN VORM VAN FUN’

 

 

Waarom ben je gaan fietsen?

Bram: ‘Wielrennen is geen wereldpolitiek, het is een vorm van fun.’

Lau: ‘Ted King belde me vorig jaar op. Hij ging van San Francisco naar San Diego fietsen en kwam langs Santa Cruz, waar ik woonde. Of ik meeging. Ja tuurlijk, is goed. Lachen. Ik ging twee dagen mee. Dag 1 was 180 kilometer, dag 2 was 240. Gewoon voor het avontuur, trainingstechnisch zat er niks achter. Ik ben ooit gaan fietsen omdat ik daarmee de wereld kon ontdekken. Zonder mijn ouders kon ik 80 kilometer door Frankrijk fietsen. Toen was ik twaalf. Maar in Amerika langs Highway 1, de Big Sur. Dat vertelde ik tegen ploegmaten op het eerste trainingskamp. Die snappen dat niet. In november ben ik van Amsterdam naar Bonn gefietst, 290 kilometer. Twaalf gasten, de helft ken ik niet. Wat er zo’n dag ontstaat, daar hou ik van. Onderweg kom je op plekken waar ik nooit meer train. Heel fijn dat ik dat erin kan houden.’

Bram: ‘Daar raak je het ding, waarom wij zijn gaan fietsen: avontuur. Ik was 12 jaar, ging de grens over en probeerde zo ver mogelijk Duitsland in te fietsen. Weg van mijn ouders. Daarom ben ik gaan fietsen, niet om wedstrijden te gaan rijden. Ik ga deze winter naar Nepal om naar 5000 meter hoogte te fietsen. Dat avontuur zit er nog steeds in. Krijg ik te horen: doe normaal joh!’

Opdrachtgever

Bicycling

Date

11 december 2017